Annemeet Hasidi-van Der Leij
De vondst van de zegel van Juhucal de zoon van Shelemiah (Shelemyahu), zoon van Shovi......
Bijgewerkt op: 29 jul. 2022

Een reeks recente opgravingen in de Stad van David in Jeruzalem hebben een nieuwe en indrukwekkende verzameling gestempelde zegels blootgelegd die bekend staan als bullae. Deze bullae werden gebruikt om oude documentatie te verzegelen, op precies dezelfde manier als moderne lakzegelstempels. Ze droegen de namen van ambtenaren en soms kleine motieven.
Deze specifieke bulla droeg de naam van Jehucal, de zoon van Selemia, de zoon van Shovi. Jehucal was een Bijbelse functionaris in de tijd van koning Josia en de profeet Jeremia.
א וַיִּמְלָךְ-מֶלֶךְ--צִדְקִיָּהוּ, בֶּן-יֹאשִׁיָּהוּ: תַּחַת, כָּנְיָהוּ בֶּן-יְהוֹיָקִים, אֲשֶׁר הִמְלִיךְ
נְבוּכַדְרֶאצַּר מֶלֶךְ-בָּבֶל, בְּאֶרֶץ יְהוּדָה.
ב וְלֹא שָׁמַע הוּא וַעֲבָדָיו, וְעַם הָאָרֶץ: אֶל-דִּבְרֵי יְהוָה--אֲשֶׁר דִּבֶּר, בְּיַד יִרְמְיָהוּ הַנָּבִיא.
ג וַיִּשְׁלַח הַמֶּלֶךְ צִדְקִיָּהוּ אֶת-יְהוּכַל בֶּן-שֶׁלֶמְיָה, וְאֶת-צְפַנְיָהוּ בֶן-מַעֲשֵׂיָה הַכֹּהֵן, אֶל-יִרְמְיָהוּ הַנָּבִיא, לֵאמֹר: הִתְפַּלֶּל-נָא בַעֲדֵנוּ, אֶל-יְהוָה אֱלֹהֵינוּ.
ל"ז יִרְמְיָהוּ
1.En Zedekia, zoon van Josia, regeerde, koning zijnde, in plaats van Chonja, Jojakims zoon, welken Zedekia Nebukadrezar, de koning van Babel, koning gemaakt had in het land van Juda.
2.Maar hij hoorde niet, hij, noch zijn knechten, noch het volk des lands, naar de woorden des Heeren, die Hij sprak door den dienst van den profeet Jeremia.
3.Nochtans zond de koning Zedekia Juchal, den zoon van Selemja, en Sefanja, den zoon van Maaseja, den priester, tot den profeet Jeremia, om te zeggen: Bid toch voor ons tot den Heere, onzen God! Jeremia 37: 1-3
א וַיִּשְׁמַע שְׁפַטְיָה בֶן-מַתָּן, וּגְדַלְיָהוּ בֶּן-פַּשְׁחוּר, וְיוּכַל בֶּן-שֶׁלֶמְיָהוּ, וּפַשְׁחוּר בֶּן-מַלְכִּיָּה:
אֶת-הַדְּבָרִים--אֲשֶׁר יִרְמְיָהוּ מְדַבֵּר אֶל-כָּל-הָעָם, לֵאמֹר. ב כֹּה, אָמַר יְהוָה, הַיֹּשֵׁב בָּעִיר הַזֹּאת, יָמוּת בַּחֶרֶב בָּרָעָב וּבַדָּבֶר; וְהַיֹּצֵא אֶל-הַכַּשְׂדִּים יחיה (וְחָיָה), וְהָיְתָה-לּוֹ נַפְשׁוֹ לְשָׁלָל וָחָי. {ס}
ל"ח יִרְמְיָהוּ
1.Als Sefatja, de zoon van Matthan, en Gedalia, de zoon van Pashur, en Juchal, de zoon van Selemja, en Pashur, de zoon van Malchia, de woorden hoorden, die Jeremia tot al het volk sprak, zeggende: 2.Zo zegt de Heere: Wie in deze stad blijft, zal door het zwaard, door den honger of door de pestilentie sterven; maar wie tot de Chaldeen uitgaat, die zal leven, want hij zal zijn ziel tot een buit hebben, en zal leven.
Jeremia 38: 1-2